Misdaad, valkuilen en struikelblokken

Stan de JongGewaagde journalistiek, zo omschrijft onderzoeks- en misdaadjournalist Stan de Jong zijn vakgebied. Welke obstakels komt hij zoal tegen? Hoe ver gaat hij om de waarheid boven tafel te krijgen? En vooral: welke risico’s neemt hij daarmee? Stan vertelt mij er uitgebreid over in een openhartig interview.

Stan studeerde rechten, maar wilde liever schrijven. Nadat hij zijn studie afrondde, rolde hij via het universiteitsblad in de journalistiek. Hij schreef onder andere voor NRC Handelsblad, Trouw, FEM/De Week en kwam schrijvende voort bij HP/De Tijd terecht. Daar richtte hij zich wat meer op de onderzoeksjournalistiek, met het schrijven van portretten. In 2005 maakte hij samen met Katja Schuurman de documentaire ‘Een prettig weekend, ondanks alles’ over de moord op Theo van Gogh en ging vervolgens aan de slag als onderzoeksredacteur bij Nieuwe Revu. Zo kwam hij in de misdaadjournalistiek terecht.

Je studeerde rechten, maar belandt uiteindelijk in de onderzoeks- en misdaadjournalistiek?
“Ik had meer affiniteit met schrijven dan met rechten. Dus ben ik maar wat gaan doen door in het diepe te springen: ik ben gewoon gaan schrijven. Het schrijven van uitgebreide portretten, een vorm van onderzoeksjournalistiek, ligt mij wel aardig. Niet elke journalist heeft er zin in om dergelijk diepgravend onderzoek te doen. Ik merkte dat ik daar wel schik in had en dat ik het ook nog wel aardig op kon schrijven. Die combinatie werd een beetje zo’n beetje mijn specialiteit. Door het maken van de documentaire raakte ik verder verzeild in het wereldje van de onderzoeksjournalistiek. Daarna, bij Revu, ging ik mij meer op de misdaad richten.”

Logisch, met jouw expertise in de rechten.
“Dat heeft eigenlijk nooit een rol gespeeld. Ik heb de studie afgemaakt en er niets meer mee gedaan. Ik vond destijds het strafrecht wel ontzettend interessant, daar was ik ook goed in. Al heb je zo’n studie helemaal niet nodig om over misdaad te schrijven. Het gaat dan over zulke basale dingetjes. Toch klopt het wel dat ik er feeling mee heb.”

Wat is jouw definitie van onderzoeksjournalistiek?
“Dat is de combinatie van diepgravende journalistiek gericht op een onthulling. Er bestaat natuurlijk ook andere diepgravende journalistiek. Neem als voorbeeld de Albert Cuyp. Daar kun je hele dagen gaan zitten om te kijken hoe het daar reilt en zeilt. Dat is diepgravend, maar toch noem ik dat nog geen onderzoeksjournalistiek. Je kunt dan misschien wel wat onthullende dingetjes tegenkomen, maar een onderzoeksjournalist richt zich van tevoren al op die onthulling. Je hebt dan, puur als voorbeeld, gehoord dat er iets met de marktmeester niet helemaal in de haak is en daarom ga je er de hele dag zitten, om dat te onthullen.

Een onthulling is letterlijk: het ontmaskeren. Je hebt een masker en ik ga dat masker eraf halen. Je bent verhuld en ik ga dat onthullen. Dat zijn eigenlijk twee dezelfde soorten begrippen die het goed aangeven.

Andersom is niet elke onthulling onderzoeksjournalistiek. Bijvoorbeeld, als je in Den Haag rondloopt en iemand trekt je aan je jasje en zegt: “Wat ik nou heb gehoord over Dijsselbloem, moet je horen.” Dan heb je een scoop maar het is geen onderzoeksjournalistiek. Het diepgravende onderzoek ontbreekt daar dan aan.”

Je schreef de biografie van Neelie Kroes zonder haar medewerking. Toch ging je ermee door. Het lijkt mij nogal een struikelblok dat zij niet meewerkte.
“Het was voor de biografie in een aantal opzichten onhandig dat Neelie niet meewerkte, omdat daardoor de mensen in haar kielzog, zoals de familie, ook niet mee wilden werken. Er zijn dan veel gegevens waar je zelf achter moet zien te komen, terwijl zij je dat gewoon kunnen vertellen. Bijvoorbeeld: Neelie is geboren in Rotterdam. We (met Koen Voskuil, EV) wisten haar geboortedatum en de straat waarin ze geboren was. We wisten alleen niet het exacte huisnummer. Dat was behoorlijk relevant, want die straat is in 1943 of 1944 gebombardeerd. Het was een vrij lange straat en we wisten exact waar de bommen waren gevallen. Het scheelt ontzettend in de beschrijving of de bommen drie kilometer verderop in de straat vielen of twee woningen naast haar wiegje, waar zij dan eigenlijk als door een wonder aan de dood is ontsnapt. Het is een hele speurtocht geweest om dat uit te zoeken, terwijl zij ons dat gewoon konden vertellen. Uiteindelijk hebben we ergens op een website hele oude telefoonboeken gevonden. En daar stond een Kroes in die straat vermeld, de enige ook. Zo vonden we het.

Het is een hele speurtocht geweest om dat uit te zoeken, terwijl zij ons dat gewoon konden vertellen.

Een ander nadeel dat ze niet mee wilde werken is dat je haar kant van het verhaal niet hoort. Dat is ook wel weer een voordeel. We wilden volledig zijn in de biografie, dus hadden we heel veel onderwerpen. Vanaf haar geboorte, ik zou bijna zeggen vanaf de conceptie, tot aan haar Brusselse jaren. Dan heb je honderden onderwerpen en als zij daar overal ‘ja, maar…’ op zegt, wat doe je dan met al die opmerkingen.

Ook een groot voordeel dat ze niet meewerkte, was dat we geen persoonlijke band met haar opbouwden. Anders kun je in de verleiding komen om te veel mee te gaan met die persoon. Iemand is toch snel geneigd in zijn eigen straatje te spreken en zo’n band maakt het moeilijker om kritisch en scherp te zijn. Zonder die persoonlijke band kun je helemaal onafhankelijk zijn.”

Heeft ze er nog op gereageerd?
“Nee, ze heeft niets van zich laten horen. Ook niet in juridische zin, hoewel er best wat onthullingen in het boek voorkomen.”

Je maakte een documentaire over de moord op Theo van Gogh, waarbij je de rol van onder meer de AIVD stevig aanpakt. Je eindigt met twee ferme statements waarbij je de schuld van de dood van Theo neerlegt bij AIVD, politie, Remkes en Donner. Hoe zeker moet je als onderzoeksjournalist van je zaak zijn om dergelijke beschuldigingen te uiten?
“Hoe zwaarder de beschuldiging, hoe harder het bewijsmateriaal dat je moet hebben. Er spelen een aantal eigenaardige dingen rondom de moord op Theo van Gogh. Met name dat de AIVD zo ontzettend goed zat in dat Hofstadnetwerk. Ondanks dat hebben ze Mohammed B. niet bijtijds in zijn nekvel hebben gegrepen. De meeste andere leden van de Hofstadgroep zijn op een gegeven moment gearresteerd, maar Mohammed B. bleef maar rondlopen. We noemen in de documentaire de theorie dat Mohammed B. misschien wel informant van de AIVD was. De advocaat van een van de andere verdachten zegt daarin: “Ze zaten bij iedereen in de struikjes, behalve bij Mohammed B. Hoe kan dat nou? Als hij een informant was geweest van de AIVD dan zou dat heel veel verklaren.”

Hoe zwaarder de beschuldiging, hoe harder het bewijsmateriaal dat je moet hebben.

Zo’n veiligheidsdienst is er niet bij gebaat dat er de hele tijd mensen worden opgepakt, want dan verliezen ze hun informatiepositie. Dan weet iedereen dat ze gevolgd zijn. Het gaat wel vaker mis dat ze mensen die een dubbelrol spelen te lang in het veld houden. We vonden dat ons gewaagde standpunt wel geoorloofd was. Het heeft verder geen juridische gevolgen gehad.”

Je zoekt graag de grens op. Hoever ga je daarin?
“Ik heb veel gewaagde dingen gedaan. Ik zat ook wel eens wat te gepassioneerd in een bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld bij de Deventer moordzaak. Dat ging over de vraag: is Ernest L. schuldig of onschuldig? Ik was er totaal van overtuigd dat hij onschuldig was. Daar ben ik wel een beetje te ver in gegaan, daar had ik misschien iets meer afstand moeten bewaren. Ik ging te makkelijk voorbij aan bepaalde vormen van tegenbewijs.

Waarom zou ik me al die ellende op mijn hals halen omdat ik weet dat ik gelijk heb?

Overigens ben ik nog steeds overtuigd van zijn onschuld al denk ik dat ik nu veel minder snel tegen die grens aan zou zitten. Ik denk dan ‘waarom zou ik me al die ellende op mijn hals halen omdat ik weet dat ik gelijk heb?’”

Ellende?
“Soms is de beschuldiging die je uit dermate groot, dat je erop afgerekend wordt. Je hebt nu die zaak Demmink en het Rolodex-onderzoek. Drie officieren van justitie worden ook beschuldigd dat zij in het netwerk van jongensprostitutie zaten. Voor Nieuwe Revu schreef ik, samen met Wim van de Pol, een verhaal dat één van die officieren bij dat onderzoek betrokken was. Destijds hadden we belangrijke bronnen die ons dat vertelden.

Als je gewaagde journalistiek bedrijft, heb je meer kans op een veroordeling. Dat hoort erbij.

De Telegraaf kwam net iets eerder met een stuk hierover, maar wij hadden meer informatie en wilden dat ook snel publiceren. Daarmee en zijn wij nat gegaan, in die zin dat men vond dat wij te beperkt weerwoordmogelijkheid gaven. We zijn door de Raad van de Journalistiek (RvJ) veroordeeld tot rectificatie en volgens mij ook een schadevergoeding. Het is wel wrang, want nu, jaren later, staat het gewoon in alle kranten. Als je gewaagde journalistiek bedrijft, heb je meer kans op een veroordeling van de RvJ. Dat hoort erbij.”

In welk opzicht heeft dat invloed op de onderzoeksjournalistiek?
“Momenteel is er een crisis in de geschreven media. Abonnees en advertentie inkomsten nemen af. Men zit dan niet te wachten op allerlei toestanden met advocaten. Dat kost een hoop geld en als er dan ook nog een schadevergoeding boven je hoofd hang, is het helemaal kostbaar. Dan bestaat het gevaar dat gewaagde journalistiek, zoals de onderzoeksjournalistiek en misdaadjournalistiek, in het gedrang komt. Ik weet het niet zeker, maar dat moet nu gaande zijn in de media. Liever geen extra kostenposten, dus ook geen gewaagde journalistiek.

Het gedoe met advocaten en rectificaties is in misdaadjournalistiek en onderzoeksjournalistiek ook absoluut de minder aangename kant van het werk. Je bent bezig met onthullen en met het proberen te vinden van de waarheid. Je wilt niet de hele tijd op je tenen te hoeven lopen om je straks weer te moeten verantwoorden. Toch hoort er wel bij: je moet voorbereid zijn.”

In hoeverre is onderzoeksjournalistiek complexer wanneer je misdaad onderzoekt?
“Op zich is de misdaadwereld niet de allermoeilijkste wereld op zich om te onderzoeken. Het bedrijfsleven is veel complexer, want daar wil bijna nooit iemand iets zeggen. Je moet dan al echt een klokkenluider hebben om op een spoor te komen. Strafrechtszaken zijn gewoon openbaar, daar kun je naartoe. Er zijn ook altijd wel tegenstrijdige belangen die spelen tussen justitie en de advocatuur waarmee je als journalist je voordeel kunt doen. In die zin is het zeker niet het moeilijkste terrein, maar de mensen waar je mee te maken hebt, hebben meestal niet voor niks een criminele loopbaan gekozen. Je moet in dat opzicht wel weer voorzichtiger zijn, want het kan natuurlijk spanningen met zich meebrengen.”

Wat voor spanningen?
“Ik schreef een keer een verhaal waarin ik iemand bepaalde rol toebedeelde bij een vermogensdelict. Hij werd daar ook van verdacht en stond voor de rechter. Ik zat in de rechtszaal, de familie van de verdachte zat naast me. Daar zat ook een nogal uit de kluiten gewassen type bij. Ik hield mij een beetje afzijdig, maakte wat aantekeningen. In de pauze stond ik even buiten een sigaretje te roken. Opeens kwam die uit de kluiten gewassen vent naar me toe en vroeg: “Wie ben jij dan eigenlijk?” “Ja, ik ben die-en-die van Revu.” “O heb jíj dat verhaal geschreven? Nou, daar klopt helemaal niks van!” Ik voelde me een beetje gecornerd daar, want ze waren met zes, zeven mensen. Het was niet echt bedreigd, maar wel erg unheimisch.

Die man was zo dominant en zo vervelend, hij werd heel erg ongeduldig op een gegeven moment ging hij met zijn dossier smijten en schelden.

Een andere keer was ik een gevangenis om iemand te spreken die beweerde dat hij ten onrechte voor mensenhandel was veroordeeld. Een Bulgaarse pooier, een vent, nou werkelijk groot. Een beul met allemaal tatoeages van demonen op zijn rug. Echt een akelige, onheilspellende figuur. Ik kwam gewoon om te luisteren naar zijn verhaal, want het kan natuurlijk best zijn dat er dingen mis zijn gegaan bij zijn veroordeling. Toch ga ik niet helemaal op zijn lijn zitten. Weet je, je moet altijd het heft in handen houden en geen speelbal worden. Jij bepaalt wat je vraagt en jij bepaalt wat er uiteindelijk in zijn verhaal komt. Die man was zo dominant en zo vervelend, hij werd heel erg ongeduldig op een gegeven moment ging hij met zijn dossier smijten en schelden. Ik keek met een schuin oog naar de bewaarder van ‘let jij een beetje op,’ want die zat maar in zijn neus te pulken. Ik was wel bang dat ik een paar klappen zou krijgen, voordat die suffe bewaarder zou ingrijpen. Ook daar is uiteindelijk niets gebeurd.

Dus ja, in die zin kun je wel zeggen dat het onderzoeken van de misdaad complexer is dan wanneer je je als onderzoeksjournalist vooral richt op problemen in de gezondheidszorg, om maar iets te noemen.”

Voor het boek ‘De Italiaanse maffia in Nederland’ dook je, samen met Koen Voskuil, in de wereld van de maffia. Ik denk dan: dat is levensgevaarlijk.
“We konden met name gebruikmaken van een groot dossier van een bepaalde club die in Amsterdam en omstreken de boel onveilig maakte. Die mensen waren bijna allemaal al opgepakt en zaten in Italië in de gevangenis of ze werkten als pentito, wat wij kroongetuige noemen, voor justitie. Dus hadden we het gevoel dat de risico’s wel meevielen. We wisten niet dat een van de figuren die wij beschreven, nog wel in Nederland rondliep. Hij is enige tijd later opgepakt en het land uitgezet. Je schat de risico’s wel een klein beetje in, je gaat niet als een dolle stier tekeer.”

Jullie zijn niet undercover in die wereld gedoken?
“We konden wel helemaal in die wereld duiken, maar niet als infiltrant. Nee, hallo zeg! Ik zou geen oog dichtdoen. Dat zou echt levensgevaarlijk zijn. Over de maffia schrijven is ook niet ongevaarlijk, maar die risico’s kon ik van tevoren wel inschatten. Evengoed ben je dan toch wel extra waakzaam. Ik zei indertijd wel voor de grap, dat als er iemand voor de deur van mijn flat staat en ik hoor via de intercom: “Bon giorno meneer De Jong, mag ik even met u praten,” ik wel drie keer nadenk voor ik open doe!”

 

Geef een reactie